- 1. Lange uren: Veel fabrieken draaiden twaalf tot zestien uur per dag, zes of zelfs zeven dagen per week. Werknemers hadden weinig tijd voor rust of vrije tijd.
- 2. Lage lonen: De fabriekslonen waren vaak nauwelijks genoeg om van te overleven, en veel arbeiders werden gedwongen in armoede te leven.
- 3. Kinderarbeid: Kinderen vanaf de leeftijd van 5 of 6 jaar werden vaak tewerkgesteld in fabrieken, waar ze lange uren werkten tegen lage lonen en vaak werden onderworpen aan fysieke mishandeling.
- 4. Onveilige werkomstandigheden: Fabrieken waren vaak slecht verlicht en geventileerd, en machines waren vaak onbewaakt, wat vaak tot ongelukken en verwondingen leidde.
- 5. Gebrek aan werkzekerheid: Werknemers kunnen op elk moment worden ontslagen, zonder opzegtermijn of ontslagvergoeding.
- 6. Slechte sanitaire voorzieningen: Fabrieken waren vaak vies en onhygiënisch, en werknemers werden vaak blootgesteld aan gevaarlijke chemicaliën en dampen.
- 7. Gebrek aan voordelen: Werknemers kregen geen ziektekostenverzekering, pensioenen of andere voordelen.
De barre arbeidsomstandigheden tijdens de industrialisatieperiode leidden tot wijdverbreide arbeidsonrust, waaronder stakingen en rellen. Uiteindelijk begonnen regeringen wetten aan te nemen om werknemers te beschermen, zoals de Factory Acts in Groot-Brittannië en de Fair Labor Standards Act in de Verenigde Staten. Deze wetten hielpen de arbeidsomstandigheden te verbeteren en veiliger te maken voor werknemers.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win