1. Hulp door zwaartekracht: Wanneer de IV-fles hoger dan de arm van de patiënt wordt geplaatst, helpt de zwaartekracht de vloeistof uit de fles naar beneden in de IV-slang te trekken. Dit helpt een consistente vloeistofstroom in het lichaam van de patiënt te handhaven.
2. Voorkomen van terugstroming: Als de infuusfles onder de arm wordt geplaatst, bestaat het risico dat bloed of vloeistof vanuit de ader van de patiënt terug in de fles stroomt. Dit staat bekend als terugstroming en kan ervoor zorgen dat er lucht in de IV-slang terechtkomt, wat mogelijk kan leiden tot luchtembolie.
3. Drukregeling: Als u de infuusfles hoger plaatst dan de arm van de patiënt, ontstaat er een kleine hoeveelheid druk in de infuusslang. Dit zorgt ervoor dat de vloeistof met een gecontroleerde snelheid in de ader van de patiënt stroomt, waardoor het risico op complicaties zoals vloeistofoverbelasting of infiltratie (lekkage van vloeistof rond de infuusplaats) wordt verminderd.
De hoogte waarop de IV-fles wordt geplaatst, is doorgaans ongeveer 30-60 cm boven de arm van de patiënt. Dit is voldoende om adequate zwaartekrachtondersteuning te bieden en tegelijkertijd het risico op terugstroming of overmatige druk te minimaliseren. De exacte hoogte kan echter variëren, afhankelijk van de toestand van de patiënt en het oordeel van de zorgverlener.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win