Zodra het virus een geschikte gastheercel binnendringt, kunnen er verschillende gebeurtenissen in de cel plaatsvinden:

Genoom ontcoaten: Het virale genoom is ingekapseld in een beschermende laag, die een eiwitlaag (capside) of een virale envelop kan zijn. Na binnenkomst in de cel wordt de vacht verwijderd door middel van uncoating, waardoor het virale genoom bloot komt te liggen.

Replicatie :Het virale genoom repliceert zodat meerdere kopieën van het virale genoom worden gesynthetiseerd, met behulp van de replicatiemachines van de gastheercel. De enzymen en factoren die nodig zijn voor virale replicatie worden doorgaans gecodeerd in het virale genoom zelf.

Transcriptie en vertaling :Het gerepliceerde virale genoom fungeert als sjabloon voor het synthetiseren van virale RNA-moleculen, een proces dat transcriptie wordt genoemd. Deze RNA-moleculen dienen als boodschapper-RNA's (mRNA's) voor vertaling in virale eiwitten of als sjablonen voor verdere replicatie van het virale genoom. Translatie van virale RNA's produceert de verschillende virale eiwitten die nodig zijn voor verschillende functies zoals replicatie, assemblage en vrijgave van nieuwe virussen.

Assemblage :Eenmaal geproduceerd, kunnen virale eiwitten zichzelf assembleren of interageren met de nieuw gesynthetiseerde virale genomen om complete, infectieuze virusdeeltjes te vormen. Dit proces vindt plaats op specifieke locaties binnen de gastheercel, zogenaamde verzamelplaatsen of virale fabrieken.

Laat de cel los :Om hun levenscyclus te voltooien, moeten de nieuw samengestelde virusdeeltjes uit de geïnfecteerde cel worden vrijgelaten, zodat ze andere cellen kunnen infecteren. Er zijn twee belangrijke vrijgavemechanismen:(1) ontluiken , waar het nieuw samengestelde virus een buitenmembraan verwerft terwijl het uit het membraan van de gastheercel ontluikt; en (2) cellyse , waar de gastheercel openbreekt (lyseert), waardoor de nieuwe virusdeeltjes vrijkomen in de extracellulaire omgeving.

Na vrijlating uit de cel kunnen de nieuw geproduceerde virussen nieuwe infectierondes initiëren door andere gevoelige cellen binnen te dringen, wat leidt tot verdere verspreiding van de infectie binnen het gastheerorganisme of de overdracht van het virus naar nieuwe gastheren.