Vaccins helpen virale infecties te voorkomen, niet te genezen. Vaccinatie werkt door een verzwakte of geïnactiveerde versie van een virus in het lichaam te introduceren, waardoor het immuunsysteem er antilichamen tegen kan ontwikkelen zonder ziekte te veroorzaken. Wanneer het lichaam later wordt blootgesteld aan het eigenlijke virus, kan het immuunsysteem het snel herkennen en bestrijden, waardoor ziekte wordt voorkomen. Maar als iemand eenmaal besmet is met een virus, kunnen vaccins de ziekte niet langer voorkomen of genezen; in plaats daarvan richt de behandeling zich op het beheersen van de symptomen en het voorkomen van complicaties. Sommige virussen, zoals HIV en hepatitis C, kunnen chronische of aanhoudende infecties hebben die een voortdurende behandeling of antivirale therapie vereisen.