Het mechanisme waarmee organofosfaten acetylcholinesterase remmen, omvat de vorming van een covalente binding tussen het organofosfaat en een serineresidu op de actieve plaats van het enzym. Deze bindingsvorming leidt tot een conformationele verandering in het enzym, waardoor het zich niet aan acetylcholine kan binden. Als gevolg hiervan hoopt acetylcholine zich op in de synaptische spleet, wat leidt tot de bovengenoemde symptomen van organofosfaatvergiftiging.
De ernst van organofosfaatvergiftiging hangt af van de hoeveelheid geabsorbeerd organofosfaat, de blootstellingsroute (bijvoorbeeld inhalatie, inslikken of huidcontact) en de gevoeligheid van het individu. Symptomen van organofosfaatvergiftiging kunnen variëren van mild (bijvoorbeeld hoofdpijn, misselijkheid en duizeligheid) tot ernstig (bijvoorbeeld toevallen, ademhalingsdepressie en coma). In ernstige gevallen kan organofosfaatvergiftiging fataal zijn.
De behandeling van organofosfaatvergiftiging omvat het gebruik van tegengiffen, zoals atropine en pralidoxim, die kunnen helpen de effecten van organofosfaatremming van acetylcholinesterase om te keren. Ondersteunende zorg, zoals zuurstoftherapie en mechanische ventilatie, kan ook noodzakelijk zijn.
Het voorkomen van organofosfaatvergiftiging is belangrijk, vooral bij personen die met deze verbindingen werken of eraan kunnen worden blootgesteld. Preventieve maatregelen omvatten het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) bij het hanteren van organofosfaten, het vermijden van huidcontact en het zorgen voor voldoende ventilatie in gebieden waar organofosfaten worden gebruikt.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win