1. Detrusorspier :De spierlaag van de blaaswand staat bekend als de detrusorspier. Het bestaat uit gladde spiervezels die in drie verschillende lagen zijn gerangschikt:longitudinaal, cirkelvormig en binnenlangs. Wanneer deze ontspannen is, zorgt de detrusorspier ervoor dat de blaas uitzet en urine opvangt.
2. Blaascapaciteit :De urineblaas heeft bij volwassenen een gemiddelde capaciteit van ongeveer 300-500 milliliter (ml). Naarmate de urine zich ophoopt, zet de blaas uit om het toenemende volume vast te houden zonder noemenswaardige druk te creëren.
3. Trigone :De trigone is een glad, driehoekig gebied aan de basis van de blaas. Het wordt gevormd door de openingen van de twee urineleiders (die urine uit de nieren transporteren) en de urethra (die urine uit het lichaam transporteert). De trigone blijft relatief vast en zorgt voor een goede urinestroom terwijl de blaas zich vult.
4. Vesico-ureterale verbinding :Op het punt waar de urineleiders de blaas binnenkomen, bevinden zich gespecialiseerde kleppen, de vesicoureterale kleppen (ook bekend als de ureterovesicale kleppen). Deze kleppen voorkomen dat de urine terugstroomt naar de urineleiders. Ze blijven gesloten wanneer de blaas zich vult en open wanneer de blaas samentrekt om urine te verdrijven.
5. Interne urinesfincter :Rondom de urethra, op de kruising met de blaas, bevindt zich een cirkelvormige spierlaag die de interne urinesfincter wordt genoemd. Het functioneert onwillekeurig om de continentie te behouden door de urethra gesloten te houden wanneer de blaas ontspannen is.
6. Slijmvlies en submucosa :De binnenwand van de blaas, het slijmvlies genoemd, is zeer gespecialiseerd. Het bevat overgangsepitheel dat zich aanpast aan het uitzettende blaasvolume, waardoor het orgaan zich kan uitrekken terwijl het zich vult met urine. De submucosa onder het slijmvlies zorgt voor demping en vergemakkelijkt de beweging van de detrusorspier tijdens het uitzetten van de blaas.
7. Innervatie :De urineblaas wordt rijkelijk geïnnerveerd door zowel sympathische als parasympathische zenuwen. Deze zenuwvezels controleren de activiteit van de detrusorspier en de interne urinesfincter, waardoor een gecoördineerd vullen en ledigen van de blaas wordt gegarandeerd.
Over het geheel genomen werken de anatomische kenmerken van de urineblaas samen om te zorgen voor een effectieve opslag en afgifte van urine. De detrusorspier, de juiste capaciteit, gespecialiseerde kleppen, sluitspieren en zenuwinnervatie zorgen voor continentie en een efficiënte werking van de blaas.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win