1. Spierverlenging (excentrische contractie):
- Wanneer de spier langer wordt, glijden de dikke en dunne filamenten langs elkaar, waardoor de sarcomeer langer wordt.
- De Z-schijven bewegen verder uit elkaar, waardoor de afstand tussen de twee uiteinden van de sarcomeer groter wordt.
- De grotere sarcomeerlengte zorgt voor een grotere overlap tussen de dikke en dunne filamenten, waardoor het potentieel voor krachtopwekking tijdens excentrische spiersamentrekkingen behouden blijft.
2. Spierverkorting (concentrische contractie):
- Wanneer de spier korter wordt, glijden de dikke en dunne filamenten langs elkaar in de tegenovergestelde richting, waardoor de sarcomeer korter wordt.
- De Z-schijven bewegen dichter naar elkaar toe, waardoor de afstand tussen de twee uiteinden van de sarcomeer kleiner wordt.
- De afgenomen sarcomeerlengte kan de overlap tussen de dikke en dunne filamenten verminderen, wat de krachtopwekking tijdens concentrische spiersamentrekkingen zou kunnen beperken.
3. Isometrische contractie:
- Bij een isometrische contractie blijft de spierlengte constant.
- De lengte van het sarcomeer verandert niet en de dikke en dunne filamenten behouden hun huidige overlapniveau.
- Er wordt kracht gegenereerd zonder significante veranderingen in de sarcomeerlengte.
De glijdende filamenttheorie legt uit hoe het sarcomeer van lengte verandert tijdens spiercontracties. De dynamische interactie tussen de dikke en dunne filamenten bepaalt het vermogen van de spier om kracht te genereren en verschillende bewegingen uit te voeren.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win