Spieren bewegen lichaamsdelen door samen te trekken en te ontspannen. Wanneer een spier samentrekt, trekt hij het bot waaraan hij vastzit dichter naar het midden toe. Hierdoor gaat het lichaamsdeel waarmee het bot is verbonden, bewegen. Wanneer de spier ontspant, beweegt het bot terug naar zijn oorspronkelijke positie.

Spieren zijn aan botten vastgemaakt door pezen, sterke, flexibele weefselbanden. Wanneer een spier samentrekt, trekt deze aan de pees, die op zijn beurt aan het bot trekt. De hoeveelheid kracht die een spier kan genereren, hangt af van de grootte en kracht van de spier, evenals van de lengte van de pees.

Het zenuwstelsel regelt de spiercontracties. Wanneer de hersenen een signaal naar een spier sturen, trekken de spiervezels samen. De sterkte van de contractie hangt af van de sterkte van het signaal.

Spieren werken in paren, waarbij de ene spier samentrekt terwijl de andere ontspant. Dit zorgt voor soepele, gecontroleerde bewegingen. Als u bijvoorbeeld loopt, trekken uw quadriceps-spieren samen om uw knie te strekken, terwijl uw hamstrings ontspannen. Wanneer u uw knie buigt, trekken uw hamstrings samen terwijl uw quadriceps ontspannen.

Spieren zijn essentieel voor beweging, maar spelen ook een belangrijke rol bij andere lichaamsfuncties, zoals ademhaling, spijsvertering en bloedsomloop.