- Trek de aandacht van de patiënt voordat u begint te spreken. Dit kan gedaan worden door de persoon op de schouder te tikken, te zwaaien of oogcontact te maken.
- Spreek duidelijk en langzaam. Schreeuw niet, omdat dit het moeilijker kan maken om te begrijpen wat u zegt.
- Herformuleer uw zinnen als de patiënt het niet begrijpt. Gebruik eenvoudigere woorden en kortere zinnen.
- Kijk naar de patiënt terwijl u spreekt. Hierdoor kan de patiënt uw gezichtsuitdrukkingen zien, wat extra aanwijzingen kan geven over wat u zegt.
- Wees geduldig en respectvol. Het kan langer duren voordat de patiënt heeft verwerkt wat u zegt, dus wees geduldig en geef de patiënt de tijd om te reageren.
- Gebruik pen en papier om belangrijke punten op te schrijven. Dit kan voor de patiënt nuttig zijn om te onthouden wat u hebt gezegd.
- Gebruik indien nodig gebarentaal of een communicatiebord. Als de patiënt doof is of een ernstig gehoorverlies heeft, moet u mogelijk gebarentaal of een communicatiebord gebruiken om te communiceren.
- Moedig de patiënt aan om vragen te stellen. Laat de patiënt weten dat het oké is om vragen te stellen als hij iets niet begrijpt.
- Wees positief en vrolijk. Een positieve houding kan ervoor zorgen dat de patiënt zich meer ontspannen en op zijn gemak voelt in de communicatie met u.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win