Signaalintensiteit: Gedroogde schijven hebben vaak een lage signaalintensiteit op T2-gewogen MR-beelden. Het normale heldere signaal van een goed gehydrateerde schijf neemt af naarmate de schijf minder water bevat.
Hoogte van de schijf: Een uitgedroogde schijf heeft doorgaans een lagere schijfhoogte vergeleken met aangrenzende schijven of vergeleken met de verwachte normale hoogtewaarden voor dat specifieke niveau.
Schijfuitstulping of uitsteeksel: In sommige gevallen kan een uitgedroogde schijf uitpuilen of uitsteken als gevolg van verlies van schijfhoogte en structurele integriteit. Het uitsteeksel kan nabijgelegen zenuwwortels raken of vernauwing van het wervelkanaal veroorzaken.
Scheur in de Annulus Fibrosus (buitenste laag van de schijf): Uitgedroogde schijven kunnen tekenen vertonen van scheuren of kloven in de annulus fibrosus. Door deze tranen kan het zachte binnenmateriaal van de tussenwervelschijf (nucleus pulposus) uitpuilen of uitpuilen.
Modische wijzigingen: Modische veranderingen zijn beenmergafwijkingen die op MRI te zien zijn in de wervels grenzend aan een gedegenereerde tussenwervelschijf. Deze veranderingen kunnen wijzen op chronische ontstekingen en reacties op het degeneratieve proces in de tussenwervelschijf.
Facetgewrichtsdegeneratie: Degeneratieve veranderingen in de facetgewrichten (kleine gewrichten tussen wervels) kunnen vaak gepaard gaan met uitdroging van de tussenwervelschijf op L5-S1. Deze veranderingen kunnen osteofyten (botsporen), vernauwing van de gewrichtsruimte en sclerose (verhoogde botdichtheid) omvatten.
Radiologen beoordelen deze bevindingen gezamenlijk bij het interpreteren van MRI-beelden om de ernst en omvang van de uitdroging van de tussenwervelschijven op L5-S1-niveau te bepalen. Kwantitatieve metingen van schijfhoogte en signaalintensiteitsveranderingen kunnen ook worden gebruikt om de uitdroging van de schijf objectief te beoordelen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win