Als er een inductor aanwezig is, bindt deze zich aan een receptoreiwit in de levercel. Deze bindingsgebeurtenis veroorzaakt een reeks cellulaire gebeurtenissen die leiden tot de verhoogde productie van het enzym. De verhoogde enzymniveaus kunnen de inductor vervolgens sneller metaboliseren, wat kan leiden tot een afname van de effectiviteit ervan.
Hepatische microsomale enzyminductie kan een aantal klinische implicaties hebben. Het kan bijvoorbeeld leiden tot geneesmiddelinteracties, waarbij het ene medicijn het metabolisme van een ander medicijn kan beïnvloeden. Het kan ook leiden tot een verhoogde klaring van geneesmiddelen, wat kan resulteren in een verminderde werkzaamheid. In sommige gevallen kan inductie van microsomale leverenzymen ook leverschade veroorzaken.
Enkele van de geneesmiddelen die microsomale leverenzymen kunnen induceren zijn onder meer:
* Fenobarbital
* Rifampicine
* Carbamazepine
* Glucocorticoïden
* Ethanol
Enkele van de chemicaliën die microsomale leverenzymen kunnen induceren zijn onder meer:
* Polychloorbifenylen (PCB's)
* Dioxines
* Furanen
* Sigarettenrook
Enkele van de hormonen die microsomale leverenzymen kunnen induceren zijn onder meer:
* Oestrogeen
* Progesteron
* Testosteron
Hepatische microsomale enzyminductie is een complex proces dat een aantal belangrijke klinische implicaties kan hebben. Het is belangrijk dat artsen zich bewust zijn van de factoren die deze enzymen kunnen induceren, zodat zij passende maatregelen kunnen nemen om de risico's op geneesmiddelinteracties en leverschade te minimaliseren.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win