1. Oppervlakte: Het slijmvlies van de maag en de dunne darm heeft een groot oppervlak, waardoor stoffen efficiënt kunnen worden opgenomen. Alcohol kan gemakkelijk door de dunne wanden van deze organen dringen en rechtstreeks in de bloedbaan terechtkomen.
2. Verspreiding: Alcohol is een klein, in vet oplosbaar molecuul dat gemakkelijk door celmembranen kan diffunderen. Hierdoor kan het vanuit het spijsverteringskanaal in de bloedbaan terechtkomen via een proces dat passieve diffusie wordt genoemd.
3. Bloedstroom: Het spijsverteringsstelsel is voorzien van een rijk netwerk van bloedvaten, waardoor de snelheid waarmee stoffen kunnen worden opgenomen toeneemt. De snelle bloedstroom in het spijsverteringskanaal helpt de geabsorbeerde alcohol door het lichaam te transporteren.
4. First-pass-metabolisme: Alcohol ondergaat een first-pass-metabolisme in de lever. Het vermogen van de lever om alcohol te metaboliseren is echter beperkt, vooral als er snel een grote hoeveelheid wordt geconsumeerd. Dit betekent dat een aanzienlijk deel van de geconsumeerde alcohol de lever kan omzeilen en direct in de bloedbaan terecht kan komen, wat tot een snelle opname leidt.
5. Carbonatie: Koolzuurhoudende alcoholische dranken, zoals bier en mousserende wijn, worden sneller opgenomen dan niet-koolzuurhoudende dranken. De aanwezigheid van kooldioxide in deze dranken kan de absorptiesnelheid verhogen door de afgifte van gas in de maag te bevorderen, wat kan helpen om de alcohol sneller in de dunne darm te duwen.
Al deze factoren dragen bij aan de snelle opname van alcohol in de bloedbaan, wat leidt tot snelle effecten op het lichaam en de hersenen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win