De endocriene klier die in staat is zijn hormonen extracellulair op te slaan en ze vervolgens langzaam vrij te geven, is de schildklier .

De schildklier slaat zijn hormonen, thyroxine (T4) en triiodothyronine (T3), op in de vorm van thyroglobuline, een groot eiwitmolecuul. Thyroglobuline wordt gesynthetiseerd en door de schildkliercellen afgegeven aan het folliculaire lumen, waar het wordt opgeslagen. Wanneer het lichaam schildklierhormonen nodig heeft, nemen de folliculaire cellen thyroglobuline op door endocytose, breken het af en geven de T4 en T3 af aan de bloedbaan.

Door het vermogen om hormonen extracellulair op te slaan, kan de schildklier een relatief constant niveau van schildklierhormonen in het bloed handhaven, zelfs als de vraag naar deze hormonen fluctueert.