Gezondheid en ziekte gezondheid logo
genetische aandoeningen

Waarom kan iemand drager zijn, maar de aandoening niet hebben?

Vanwege de aard van genetische overerving kan een persoon drager zijn van een genetische aandoening zonder dat hij zelf die aandoening heeft. De meeste genetische aandoeningen worden veroorzaakt door mutaties in een specifiek gen of specifieke genen. Wanneer een persoon één functionele kopie van het gen en één gemuteerde kopie heeft, wordt hij drager genoemd.

Dit is de reden waarom een ​​dragerpersoon de aandoening mogelijk niet heeft:

1. Recessieve overerving:Veel genetische aandoeningen worden recessief overgeërfd. Dit betekent dat beide kopieën van het gen (één van elke ouder) dezelfde mutatie moeten dragen om de aandoening te laten manifesteren. Als een individu slechts één gemuteerde kopie heeft (dragerstatus), compenseert de functionele kopie de defecte kopie en vertoont de persoon geen symptomen of ontwikkelt hij de aandoening.

2. Onvolledige of variabele penetrantie:Sommige genetische aandoeningen vertonen een onvolledige of variabele penetrantie. Penetrance verwijst naar het percentage individuen met een specifiek genotype dat daadwerkelijk het overeenkomstige fenotype tot expressie brengt. Bij onvolledige penetrantie zullen niet alle individuen die drager zijn van een mutatie de aandoening ontwikkelen. Deze variabiliteit kan te wijten zijn aan andere genetische factoren, omgevingsinvloeden of willekeurige gebeurtenissen tijdens de ontwikkeling.

3. Expressieve variabiliteit:Zelfs wanneer een genetische aandoening volledig penetrant is, wat betekent dat iedereen met de mutatie de aandoening ontwikkelt, kan er sprake zijn van expressieve variabiliteit. Dit verwijst naar de ernst of presentatie van de aandoening bij individuen met dezelfde genetische mutatie. Sommige dragers kunnen zeer milde of zelfs asymptomatische verschijnselen van de aandoening hebben, terwijl anderen ernstiger symptomen kunnen ervaren.

4. Modificerende genen:De expressie van genetische aandoeningen kan ook worden beïnvloed door andere genen, de zogenaamde modificerende genen. Deze genen kunnen de ernst, het begin of de progressie van een aandoening veranderen. Modificerende genen kunnen bij verschillende individuen variëren, wat leidt tot variabele expressiviteit en, in sommige gevallen, dragerschap zonder manifestatie van de stoornis.

5. Epigenetische effecten:Epigenetica verwijst naar erfelijke veranderingen in genexpressie die geen veranderingen in de DNA-sequentie met zich meebrengen. Deze wijzigingen kunnen van invloed zijn op de manier waarop genen tot expressie worden gebracht en kunnen de ontwikkeling en progressie van genetische aandoeningen beïnvloeden. Er kunnen epigenetische variaties bestaan ​​tussen individuen met dezelfde genetische mutatie, wat bijdraagt ​​aan de aanwezigheid van dragers zonder de aandoening.

Het is belangrijk op te merken dat dragerschap van een genetische aandoening niet betekent dat iemand de aandoening zelf zal ontwikkelen. Het betekent echter wel dat ze een verhoogd risico hebben om het gemuteerde gen door te geven aan hun kinderen. Genetische counseling en tests kunnen individuen helpen inzicht te krijgen in hun dragerschap, het risico op het doorgeven van genetische aandoeningen, en weloverwogen reproductieve keuzes te maken.

Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win