- Mutaties:de ultieme bron van genetische variatie; kan spontaan zijn of worden veroorzaakt door omgevingsfactoren zoals straling of chemicaliën.
- Gene Flow:de overdracht van allelen tussen populaties; kan plaatsvinden door migratie, stuifmeel of zaadverspreiding.
- Genetische drift:de willekeurige fluctuatie van allelfrequenties als gevolg van toevallige gebeurtenissen; kan optreden wanneer een klein aantal individuen een nieuw gebied koloniseert (stichtereffect) of wanneer een populatie een knelpunt ervaart.
- Niet-willekeurige paring:vindt plaats wanneer individuen assortatief paren (d.w.z. vergelijkbare fenotypes paren) of disassortatief (d.w.z. verschillende fenotypes paren). Kan allelfrequenties veranderen en tot evolutie leiden
2) Natuurlijke selectie.
- Werkt in op genetische variatie, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan allelen die de overlevings- en voortplantingskansen van een individu in een bepaalde omgeving vergroten.
- Kan leiden tot aanpassing:de evolutie van eigenschappen die organismen beter geschikt maken voor hun omgeving.
- Verschillende soorten:
- Stabiliserend:bevordert gemiddelde fenotypes
- Directioneel:geeft de voorkeur aan één extreem fenotype
- Disruptief:bevoordeelt beide extreme fenotypes
3) Omgevingsfactoren:
- Abiotische factoren:niet-levende componenten van de omgeving zoals temperatuur, neerslag, zonlicht, pH en beschikbaarheid van hulpbronnen.
- Biotische factoren:levende componenten van de omgeving zoals roofdieren, prooien, concurrenten, ziekteverwekkers en mutualisten.
- Verstoringen:gebeurtenissen die een ecosysteem ontwrichten; kan natuurlijk zijn (bijvoorbeeld brand, overstromingen, vulkaanuitbarstingen) of antropogeen (bijvoorbeeld vervuiling, ontbossing).
- Omgevingsveranderingen kunnen de omvang, structuur en dynamiek van de bevolking beïnvloeden.
4) Bevolkingsomvang
- Beïnvloedt de genetische variatie, omdat kleinere populaties vaker te maken krijgen met genetische drift en genetische diversiteit verliezen.
- Kan van invloed zijn op de kwetsbaarheid van een bevolking voor veranderingen in het milieu en uitsterven.
- Kleinere populaties zijn mogelijk minder veerkrachtig tegen omgevingsschommelingen, terwijl grotere populaties mogelijk stabieler zijn en beter in staat om verstoringen te weerstaan.
- Beïnvloedt de bevolkingsdynamiek en de groeisnelheid.
5) Bevolkingsdichtheid:
- Aantal individuen per oppervlakte-eenheid of volume; beïnvloedt interacties tussen individuen en de concurrentie om hulpbronnen.
- Een hoge dichtheid kan de concurrentie en de overdracht van ziekten vergroten, waardoor de bevolkingsgroei en overleving mogelijk afnemen.
6) Leeftijdsstructuur:
- Verwijst naar het aandeel individuen in verschillende leeftijdsgroepen binnen een populatie. Belangrijk omdat verschillende leeftijdsgroepen verschillende behoeften hebben en op verschillende manieren kunnen bijdragen aan de bevolkingsdynamiek.
- Kan van invloed zijn op de bevolkingsgroei, stabiliteit en kwetsbaarheid voor veranderingen in het milieu. Populaties met een scheve leeftijdsstructuur zijn mogelijk minder veerkrachtig en kunnen moeilijk herstellen van verstoringen.
7) Geslachtsverhouding:
- Beïnvloedt het reproductiesucces en kan de bevolkingsgroei en -dynamiek beïnvloeden.
- Afwijkingen van een evenwichtige geslachtsverhouding kunnen de paringsmogelijkheden, concurrentie en voortplantingsstrategieën veranderen, waardoor mogelijk de algehele bevolkingsstructuur wordt beïnvloed.
8) Geografisch bereik:
- Omvang van het gebied waarover een bevolking is verdeeld.
- Beïnvloedt de genetische variatie en aanpassing, aangezien verschillende delen van het verspreidingsgebied verschillende omgevingsomstandigheden kunnen hebben.
- Gefragmenteerde populaties hebben mogelijk een verminderde genetische diversiteit en worden geconfronteerd met een grotere kwetsbaarheid voor veranderingen in het milieu.
9) Bevolkingsinteracties:
- Interspecifieke interacties:interacties tussen verschillende soorten, waaronder competitie, predatie, parasitisme, mutualisme en commensalisme. Kan de omvang, verspreiding en dynamiek van de populatie beïnvloeden.
- Intraspecifieke interacties:interacties tussen individuen van dezelfde soort, inclusief samenwerking, competitie, territorialiteit en verwantschapsselectie. Kan sociaal gedrag, het gebruik van hulpbronnen en de bevolkingsstructuur beïnvloeden.
Samenvattend kunnen meerdere factoren van invloed zijn op populaties. Deze factoren werken met elkaar samen en vormen de kenmerken, dynamiek en veerkracht van de bevolking als reactie op veranderende omgevingsomstandigheden en ecologische interacties.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win