De persoon voelt een sterke behoefte om het middel te gebruiken of zich aan het gedrag te onderwerpen, zelfs als dit negatieve gevolgen heeft.
2. Verlies van controle
De persoon heeft geen controle over het gebruik van de stof of de betrokkenheid bij het gedrag. Ze kunnen het blijven gebruiken, zelfs als ze willen stoppen.
3. Tolerantie
De behoefte aan meer van de stof of het gedrag neemt in de loop van de tijd toe om hetzelfde effect te bereiken.
4. Ontwenningsverschijnselen
Wanneer de persoon stopt met het gebruik van de stof of het gedrag, ervaart hij onaangename fysieke en psychologische symptomen.
5. Voortgezet gebruik ondanks negatieve gevolgen
De persoon blijft het middel gebruiken of zich met het gedrag bezighouden, ondanks de negatieve gevolgen die het op zijn leven heeft, zoals problemen op het werk, op school of in relaties.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win