De bloedstroom in het menselijk lichaam werd voor het eerst correct beschreven door een Perzische arts genaamd Ibn al-Nafis (1210-1288) in zijn boek "Sharh al-Qanun fi al-Tibb" (Commentaar op de Canon van Avicenna). Ibn al-Nafis werd geboren in Damascus en studeerde geneeskunde in Caïro, waar hij directeur was van het Nasser Ziekenhuis. In zijn boek bekritiseerde Ibn al-Nafis de heersende Galenische theorie, die stelde dat bloed via de aderen van de lever naar de rest van het lichaam stroomde en vervolgens terugkeerde naar het hart. Ibn al-Nafis stelde voor dat het bloed vanuit de rechter hartkamer door de longslagader naar de longen stroomde, waar het zuurstof kreeg, en vervolgens via de longader terugkeerde naar het linker atrium van het hart. Ook beschreef hij de aanwezigheid van kleppen in het hart, die verhinderden dat het bloed terugstroomde.