Wanneer verschillende bloedsoorten worden gemengd, kan het resultaat variëren afhankelijk van de specifieke bloedgroepen. Hier zijn een paar scenario’s en hun uitkomsten:

1. Het mengen van dezelfde bloedgroep:

Wanneer bloed van personen met dezelfde bloedgroep (A+, A-, B+, B-, AB+, AB-, 0+ of O-) wordt gemengd, treedt er gewoonlijk geen bijwerking op. Het bloed blijft compatibel en er zal geen klontering of agglutinatie van rode bloedcellen optreden.

2. Compatibele bloedgroepen mengen:

Bepaalde bloedgroepen worden als onderling verenigbaar beschouwd, wat betekent dat ze veilig tussen individuen kunnen worden getransfundeerd. Bijvoorbeeld:

> - Bloedgroep A+ kan A+ of 0+ bloed ontvangen.

> - Bloedgroep A- kan A+, A-, 0+ of 0-bloed ontvangen.

> - Bloedgroep B+ kan B+ of 0+ bloed ontvangen.

> - Bloedgroep B- kan B+, B-, 0+ of 0-bloed ontvangen.

> - Bloedgroep AB+ kan elke bloedgroep ontvangen (vaak de "universele ontvanger" genoemd).

> - Bloedgroep AB- kan AB+, AB-, A+, A-, B+, B-, 0+ of 0-bloed ontvangen.

> - Bloedgroep 0+ kan 0+ of 0-bloed ontvangen.

> - Bloedgroep 0- kan alleen 0-bloed ontvangen (vaak de "universele donor" genoemd).

Wanneer compatibel bloed wordt getransfundeerd, herkent het immuunsysteem van de ontvanger de getransfundeerde rode bloedcellen niet als vreemd en valt het ze niet aan.

3. Incompatibele bloedgroepen mengen:

Het mengen van onverenigbare bloedgroepen, zoals A+ en B-, kan leiden tot een potentieel levensbedreigende reactie die een hemolytische transfusiereactie wordt genoemd. In dit geval herkent het immuunsysteem van de ontvanger de getransfundeerde rode bloedcellen als lichaamsvreemd en valt deze aan door antilichamen te produceren. Dit veroorzaakt de vernietiging van de getransfundeerde rode bloedcellen, wat leidt tot bloedarmoede en andere complicaties.

Daarom is het essentieel om de bloedgroepen zorgvuldig op elkaar af te stemmen voordat bloedtransfusies worden uitgevoerd, om er zeker van te zijn dat de ontvanger compatibel bloed ontvangt en bijwerkingen te voorkomen.