Mensen met bloedgroep O dragen noch de A- noch de B-antigenen op het oppervlak van hun rode bloedcellen. Deze antigenen zijn de stoffen die een immuunreactie veroorzaken bij ontvangers met incompatibele bloedgroepen. Mensen met bloedgroep A hebben bijvoorbeeld anti-B-antilichamen, die rode bloedcellen aanvallen die het B-antigeen dragen.
Omdat rode bloedcellen van bloedgroep O zowel A- als B-antigenen missen, is het minder waarschijnlijk dat ze door het immuunsysteem van de ontvanger als vreemd worden herkend. Dankzij deze compatibiliteit kunnen personen met bloedgroep O doneren aan ontvangers met bloedgroepen A, B en AB zonder bijwerkingen te veroorzaken.
Ontvangers met bloedgroep O kunnen alleen bloed ontvangen van andere O-individuen om compatibiliteit te garanderen. Dit komt omdat hun plasma zowel anti-A- als anti-B-antilichamen bevat, die rode bloedcellen zouden aanvallen die A- of B-antigenen dragen.
Hoewel personen met bloedgroep O universele donoren voor rode bloedcellen zijn, is het belangrijk op te merken dat bij bloedtransfusies ook rekening wordt gehouden met de compatibiliteit in andere bloedgroepsystemen, zoals de Rh-factor (positief of negatief) en andere, minder vaak voorkomende antigenen. Daarom zijn grondige bloedtyperings- en kruisproefprocedures nog steeds essentieel om veilige transfusies te garanderen.
Samenvattend staan individuen met bloedgroep O bekend als universele donoren omdat hun rode bloedcellen compatibel zijn met de meeste bloedgroepen en een lager risico vormen op het veroorzaken van immuunreacties bij ontvangers.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win