Rode bloedcellen bevatten, in tegenstelling tot de meeste andere cellen in het lichaam, geen kern of andere organellen, inclusief bloedvaten. Hierdoor hebben ze een groter oppervlak voor zuurstofuitwisseling en meer ruimte om hemoglobine te vervoeren, het molecuul dat verantwoordelijk is voor het transport van zuurstof in de bloedbaan. Zonder kern of organellen missen rode bloedcellen ook de machines die nodig zijn om zichzelf te herstellen, dus hebben ze een relatief korte levensduur van ongeveer 120 dagen, waarna ze worden verwijderd en vervangen door nieuwe rode bloedcellen die in het beenmerg worden geproduceerd.