Een persoon kan alleen een bloedtransfusie krijgen van een donor die een compatibele bloedgroep heeft. De bloedgroepcompatibiliteit wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van bepaalde antigenen op het oppervlak van rode bloedcellen. Een persoon met bloedtype A heeft alleen A-antigeen, een persoon met bloedtype B heeft alleen antigeen B, een persoon met bloedtype AB heeft zowel A- als B-antigenen, en een persoon met bloedtype O heeft noch A- noch B-antigeen.
Gedoneerd bloed moet compatibele antigenen hebben met het bloed van de ontvanger om immuunreacties te voorkomen. Een persoon met AB+-bloed kan bloed van elk type ontvangen (A+, A-, B+, B-, AB+, AB-, O+ of O-). Iemand met type B+ kan bloed van type B+ of O+ ontvangen. Een persoon met type A+ kan bloed ontvangen van A+ of O+.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win