1. In de baarmoeder (vóór de geboorte):
- Transplacentaire infectie: Dit gebeurt wanneer een infectie zich via de placenta van de moeder naar de zich ontwikkelende foetus verspreidt. Infecties zoals rubella (Duitse mazelen), cytomegalovirus (CMV), toxoplasmose en bepaalde seksueel overdraagbare infecties (zoals syfilis en HIV) kunnen op deze manier worden overgedragen.
2. Intrapartum (tijdens de geboorte):
- Overdracht van moeder op kind: Tijdens de bevalling kan de baby in contact komen met infectieuze agentia die in het geboortekanaal aanwezig zijn. Dit kan leiden tot infecties zoals groep B-streptokokken (GBS), het herpes simplex-virus (HSV) en Neisseria gonorrhoeae (gonorroe).
3. Postpartum (na de geboorte):
- Overdracht van moedermelk: Sommige infecties kunnen via de moedermelk worden overgedragen, vooral als de moeder een actieve infectie in de borst heeft. HIV en bepaalde virussen, zoals het cytomegalovirus (CMV), kunnen op deze manier worden overgedragen.
- Nauw contact: Na de geboorte kan de baby infecties oplopen door nauw contact met de besmette ouder, broers en zussen of andere leden van het huishouden. Dit kunnen luchtweginfecties (zoals griep of kinkhoest), gastro-intestinale infecties (zoals het rotavirus) en huidinfecties zijn.
Het voorkomen van overdrachtsinfecties door ouders omvat goede prenatale zorg, vroege screening en behandeling van maternale infecties, immunisatie van zowel ouders als baby's, veilige sekspraktijken en het volgen van goede hygiënemaatregelen. Tijdige medische aandacht is van cruciaal belang om het risico op overdracht tot een minimum te beperken en de gezondheid van zowel de moeder als de baby te beschermen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win