1) Inhalatie
Ziekteverwekkers die in de lucht aanwezig zijn, kunnen worden ingeademd in de luchtwegen, waar ze infecties kunnen veroorzaken zoals verkoudheid, longontsteking en tuberculose. Druppeltjes in de lucht die ziekteverwekkers dragen, kunnen worden gegenereerd door hoesten, niezen of praten.
2) Inname
Ziekteverwekkers kunnen via de mond en het spijsverteringskanaal het lichaam binnendringen wanneer besmet voedsel of water wordt geconsumeerd. Dit is een veel voorkomende infectieroute voor bacteriën zoals Salmonella, E. coli en parasieten zoals Giardia.
3) Contactoverdracht
Ziekteverwekkers kunnen worden overgedragen door direct contact met een besmette persoon of dier of door besmette oppervlakken aan te raken. Huid-op-huidcontact, zoals het schudden van handen of het aanraken van iemands gezicht, kan ziekteverwekkers verspreiden. Indirect contact, zoals het aanraken van deurknoppen of oppervlakken die door een geïnfecteerde persoon worden gehanteerd, kan ook tot overdracht leiden.
4) Vectoroverdracht
Bepaalde ziekteverwekkers worden gedragen en overgedragen door vectoren, zoals insecten of dieren. Muggen, teken, vlooien en andere bloedzuigende geleedpotigen kunnen ziekteverwekkers zoals malaria, dengue, de ziekte van Lyme en encefalitis overbrengen wanneer ze zich voeden met mensen.
5) Bloedoverdraagbare overdracht
Ziekteverwekkers kunnen ook worden overgedragen door contact met geïnfecteerd bloed of andere lichaamsvloeistoffen. Dit kan gebeuren tijdens medische procedures, bloedtransfusies, het delen van naalden of andere drugsbenodigdheden, of door beten van geïnfecteerde dieren.
6) Seksuele overdracht
Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa's) worden veroorzaakt door ziekteverwekkers die zich voornamelijk verspreiden via seksueel contact, vaginaal, anaal of oraal. Voorbeelden van soa's zijn HIV, het herpes simplex-virus, het humaan papillomavirus (HPV) en gonorroe.
7) Congenitale overdracht
Bepaalde ziekteverwekkers kunnen tijdens de zwangerschap, bevalling of borstvoeding van moeder op kind worden overgedragen. Dit kan leiden tot infecties bij de pasgeborene of ontwikkelingsstoornissen. Voorbeelden van pathogenen die congenitaal kunnen worden overgedragen, zijn onder meer het rubellavirus, het cytomegalovirus (CMV) en toxoplasma gondii (dat toxoplasmose veroorzaakt).
8) Transplacentale transmissie:
Sommige ziekteverwekkers, zoals het rodehondvirus, het cytomegalovirus (CMV) en Toxoplasma gondii (die een toxoplasmose-infectie veroorzaken) kunnen tijdens de zwangerschap de placenta van de moeder naar de zich ontwikkelende foetus overbrengen. Dit staat bekend als transplacentaire overdracht en kan leiden tot aangeboren infecties of ontwikkelingsproblemen bij de foetus.
Het is belangrijk om goede hygiëne, een goede omgang met voedsel en veilige seks te beoefenen om het risico op het binnendringen van ziekteverwekkers en infecties bij gezonde personen te verminderen. Vaccinatie en preventieve maatregelen kunnen ook helpen beschermen tegen specifieke ziekteverwekkers.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win