De aandoening waarbij antilichamen een persoon tegen ziekte beschermen, staat bekend als immuniteit. Immuniteit verwijst naar de toestand waarin een organisme resistent is tegen of minder vatbaar is voor de effecten van een specifieke ziekteverwekker of ziekteveroorzaker. Deze weerstand wordt geleverd door het immuunsysteem, dat verschillende cellen, weefsels en moleculen omvat die samenwerken om het lichaam te beschermen. Antilichamen spelen een cruciale rol in de immuniteit door ziekteverwekkers te herkennen en te neutraliseren, waardoor infecties worden voorkomen of verminderd. Wanneer een persoon wordt blootgesteld aan een ziekteverwekker, reageert het immuunsysteem door antilichamen te produceren die specifiek zijn voor die ziekteverwekker. Deze antilichamen binden zich aan de ziekteverwekker en voorkomen dat deze cellen binnendringt en infecteert, of neutraliseren de schadelijke effecten ervan. Als gevolg hiervan wordt de persoon immuun of beschermd tegen die specifieke ziekte, tenminste voor een bepaalde periode. Dit proces wordt vaak verworven immuniteit of adaptieve immuniteit genoemd.