- De primaire functie van het immuunsysteem is het beschermen van het lichaam tegen infecties veroorzaakt door ziekteverwekkers zoals virussen, bacteriën, schimmels en parasieten.
- Het herkent en neutraliseert deze schadelijke stoffen, waardoor infecties en ziekten worden voorkomen of geëlimineerd.
2. Erkenning van het zelf versus het niet-zelf :
- Het immuunsysteem maakt onderscheid tussen lichaamseigen cellen (zelf) en lichaamsvreemde stoffen (niet-zelf). Dit vermogen zorgt ervoor dat de immuunrespons alleen gericht is tegen niet-zelf-entiteiten en vermijdt het aanvallen van de eigen weefsels van het lichaam.
3. Aangeboren immuniteit:
- Het aangeboren immuunsysteem biedt een onmiddellijke maar niet-specifieke verdediging tegen ziekteverwekkers.
- Het omvat fysieke barrières zoals huid en slijmvliezen, evenals cellulaire componenten zoals macrofagen, neutrofielen en natuurlijke killercellen (NK-cellen) die ziekteverwekkers herkennen en elimineren zonder voorafgaande blootstelling.
4. Adaptieve immuniteit :
- Het adaptieve immuunsysteem zorgt voor een specifieke en gerichte immuunrespons tegen ziekteverwekkers die de aangeboren immuniteit hebben geschonden.
- Het omvat de activering en proliferatie van lymfocyten (T-cellen en B-cellen) die specifieke ziekteverwekkers kunnen herkennen en antilichamen kunnen produceren om deze te neutraliseren.
- Deze reactie zorgt ook voor een immunologisch geheugen, waardoor een snellere en effectievere reactie mogelijk is bij volgende ontmoetingen met dezelfde ziekteverwekker.
5. Productie van antilichamen :
- B-cellen produceren antilichamen die zich binden aan specifieke antigenen (moleculen op het oppervlak van pathogenen).
- Antilichamen neutraliseren de ziekteverwekkers, waardoor ze vatbaarder worden voor vernietiging door andere immuuncellen.
6. Celgemedieerde immuniteit:
- T-cellen spelen een cruciale rol in de celgemedieerde immuniteit, waarbij ze geïnfecteerde cellen of abnormale cellen in het lichaam, inclusief kankercellen, direct aanvallen en vernietigen.
7. Regulering en evenwicht:
- Het immuunsysteem wordt strak gereguleerd om een passende en evenwichtige reactie te garanderen.
- Reguleringsmechanismen voorkomen overmatige immuunreacties (auto-immuniteit) die de eigen weefsels van het lichaam kunnen beschadigen.
8. Immuunbewaking:
- Het immuunsysteem controleert en scant het lichaam voortdurend op mogelijk schadelijke veranderingen, zoals het ontstaan van kankercellen.
- Deze surveillance zorgt voor een snelle detectie en eliminatie van abnormale cellen.
9. Immunologisch geheugen:
- Na een infectie worden geheugencellen gevormd, waardoor het immuunsysteem sneller en efficiënter kan reageren op dezelfde ziekteverwekker als deze opnieuw wordt aangetroffen.
- Dit is de basis voor vaccinatie, waarbij gecontroleerde blootstelling aan verzwakte of geïnactiveerde ziekteverwekkers het immunologische geheugen induceert zonder ziekte te veroorzaken.
10. Weefselherstel:
- Het immuunsysteem draagt ook bij aan weefselherstel en regeneratie na een verwonding of infectie.
- Immuuncellen geven chemische signalen af die de groei en het herstel van beschadigde weefsels stimuleren.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win