1. Antigeenherkenning:
- Wanneer het lichaam in aanraking komt met een vreemde substantie of antigeen (zoals bacteriën, virussen, toxines), vangen gespecialiseerde immuuncellen, antigeenpresenterende cellen (APC's) genaamd, het antigeen op en verwerken het.
- APC's vertonen vervolgens fragmenten van het antigeen op hun celoppervlak, gebonden aan belangrijke histocompatibiliteitscomplex (MHC) klasse II-moleculen.
2. B-celactivering:
- B-cellen zijn een soort witte bloedcellen die een cruciale rol spelen bij de productie van antilichamen.
- Wanneer een B-celreceptor (BCR) op het oppervlak van een B-cel het specifieke antigeen herkent en eraan bindt dat wordt gepresenteerd door het MHC klasse II-molecuul op de APC, wordt de B-cel geactiveerd.
3. Klonale uitbreiding:
- Na activering ondergaat de antigeenspecifieke B-cel een snelle celdeling, een proces dat klonale expansie wordt genoemd.
- Dit resulteert in de proliferatie van identieke B-cellen, elk met dezelfde specificiteit voor het antigeen. Deze cellen staan bekend als plasmacellen en geheugencellen.
4. Differentiatie in plasmacellen:
- Tijdens klonale expansie differentiëren sommige geactiveerde B-cellen tot plasmacellen.
- Plasmacellen zijn antilichaamafscheidende fabrieken die grote hoeveelheden antilichamen produceren die specifiek zijn voor het herkende antigeen.
- Elke plasmacel kan duizenden antilichaammoleculen per seconde produceren.
5. Antilichaamstructuur:
- Antilichamen, ook bekend als immunoglobulinen (Ig), zijn Y-vormige eiwitten die bestaan uit zware en lichte ketens.
- Het variabele gebied van het antilichaam, gevormd door de uiteinden van de Y, bevat de antigeenbindingsplaats die het antigeen specifiek herkent en eraan bindt. Het constante gebied van het antilichaam bemiddelt verschillende effectorfuncties.
6. Antilichaamsecretie:
- De volwassen plasmacellen scheiden grote hoeveelheden antilichamen af in de bloedbaan en andere lichaamsvloeistoffen, waar ze zich kunnen binden aan het antigeen en het kunnen neutraliseren.
- Door zich aan antigenen te binden, voorkomen antilichamen dat deze gastheercellen infecteren of beschadigen.
7. Geheugencelvorming:
- Naast plasmacellen differentiëren sommige geactiveerde B-cellen tot geheugencellen.
- Geheugencellen "onthouden" het specifieke antigeen en blijven lange tijd in het lichaam, waardoor langdurige immuniteit ontstaat.
- Als hetzelfde antigeen in de toekomst opnieuw wordt aangetroffen, kunnen geheugencellen zich snel differentiëren tot plasmacellen, waardoor een snelle en robuuste antilichaamreactie mogelijk is.
Dit proces van antilichaamproductie is essentieel voor adaptieve immuniteit, waardoor het lichaam vreemde indringers en ziekteverwekkers kan herkennen en er effectief op kan reageren.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win