De druk in de menselijke longen neemt toe naarmate de duiker dieper in het water afdaalt. Dit komt doordat het water van alle kanten druk uitoefent op het lichaam en de druk toeneemt met de diepte. De druk in de longen moet gelijk zijn aan de druk van het water buiten het lichaam, om te voorkomen dat de longen instorten.

Op een diepte van 10 meter is de druk in het water tweemaal zo groot als de druk aan het oppervlak. Dit betekent dat de druk in de longen ook tweemaal zo groot moet zijn als de druk aan het oppervlak, om te voorkomen dat de longen instorten. Het lichaam van de duiker compenseert deze verhoogde druk door meer slijm in de longen te produceren, wat helpt voorkomen dat de longen instorten.

Naarmate de duiker dieper in het water afdaalt, blijft de druk toenemen. Het lichaam van de duiker moet meer slijm blijven produceren om te voorkomen dat de longen instorten. Er is echter een limiet aan de hoeveelheid slijm die het lichaam kan produceren. Op een diepte van ongeveer 90 meter is de druk in het water zo groot dat het lichaam van de duiker niet langer voldoende slijm kan produceren om te voorkomen dat de longen instorten. Dit is de reden waarom duikers niet dieper dan 90 meter kunnen duiken zonder het gebruik van speciale uitrusting, zoals een duikklok of een onderzeeër.