1. Rust :Laat de persoon minstens 5 minuten rusten voordat u de hartslag meet, zodat de hartslag weer stabiel wordt.
2. Positionering :
- Voor radiale polsslag (meest gebruikelijk):Laat de persoon in een comfortabele houding zitten, met de arm ontspannen langs de zijkant. Houd hun pols vast met je vingers naar hun handpalm gericht.
- Voor halsslagaderpuls (alternatief):Als het nodig is om de hartslag uit de nek te halen, druk dan voorzichtig met de wijs- en middelvinger aan de zijkant van de nek, onder de kaak.
3. Zoek Puls :Druk lichtjes met de wijs- en middelvinger op de plek waar u de hartslag het sterkst voelt. Voor de radiale pols is deze meestal net onder de duim op de pols.
4. Tel pulsen :Begin met het tellen van de pulsen gedurende een volledige 60 seconden. Het wordt aanbevolen om een volledige minuut te tellen in plaats van een telling van 10 seconden te doen en deze met 6 te vermenigvuldigen.
5. Opnemen :Noteer het aantal pulsen dat u in 60 seconden hebt geteld. Dit geeft u de hartslag in slagen per minuut (bpm).
6. Ritme en regelmaat :Let tijdens het tellen op het ritme van de pols. Is dit regelmatig, onregelmatig of met tussenpozen? Let op eventuele onregelmatigheden in de afstand tussen de pulsen.
Vergeet niet om uw handen te wassen of te ontsmetten voor en na het nemen van een polsslag, en vermijd het opnemen van de polsslag op een arm met een infuuslijn of andere medische apparatuur. Als de hartslag aanzienlijk hoog (meer dan 100 bpm) of laag (lager dan 60 bpm) is, dient u een arts te raadplegen voor verdere evaluatie.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win