Materialen met een lage dichtheid: Röntgenstralen worden gemakkelijker geabsorbeerd door dichte materialen, dus materialen met een lage dichtheid, zoals lucht, vet en water, kunnen moeilijk in beeld te brengen zijn.

Objecten die te dik zijn: Röntgenstralen kunnen slechts in een bepaalde hoeveelheid materiaal doordringen, dus te dikke objecten kunnen moeilijk in beeld te brengen zijn.

Objecten die veel metaal bevatten: Metalen voorwerpen kunnen röntgenstralen verstrooien of absorberen, waardoor het moeilijk wordt om te zien wat zich erachter bevindt.

Objecten die bewegen: Bewegende objecten kunnen moeilijk in beeld te brengen zijn, omdat ze het röntgenbeeld kunnen vervagen of vervormen.

Sommige medische apparaten: Bepaalde medische apparaten, zoals pacemakers en stents, kunnen de röntgenbeelden verstoren.