In de context van de biologie heeft de term ‘iris’ meerdere betekenissen:
1. Iris (oog): De iris is het gekleurde deel van het oog dat de pupil omringt. Het bestaat uit gladde spieren die de grootte van de pupil regelen en de hoeveelheid licht regelen die het oog binnenkomt.
2. Iris (plant): De iris is een geslacht van bloeiende planten, algemeen bekend als irissen of vlagirissen. Irissen worden gekenmerkt door hun opzichtige bloemen met drie buitenste kelkblaadjes en drie binnenste bloembladen. Ze zijn verkrijgbaar in een breed scala aan kleuren, waaronder blauw, paars, geel en wit.
Op het gebied van de optica verwijst de term "iris" naar:
1. Irisdiafragma: Een verstelbaar diafragma in optische instrumenten, zoals camera's of telescopen, dat de hoeveelheid licht regelt die door de lens gaat door de grootte ervan te variëren. Het irisdiafragma is meestal gemaakt van overlappende metalen bladen die kunnen worden geopend of gesloten om de openingsgrootte te wijzigen.
In de anatomie en embryologie wordt de term "iris" geassocieerd met:
1. Ciliaire processen: De ciliaire processen zijn kleine, vingerachtige uitsteeksels die zich uitstrekken vanaf het ciliaire lichaam, een cirkelvormige structuur die zich achter de iris in het oog bevindt. De ciliaire uitsteeksels produceren het kamerwater, een vloeistof die de voorste oogkamer vult.
2. Irissfincter: De irissfincter is een cirkelvormige spier in de iris die de grootte van de pupil regelt door deze te vernauwen.
Op het gebied van de wiskunde heeft de term "iris" betrekking op:
1. Irisfunctie: De irisfunctie is een wiskundige functie die het gedrag van bepaalde kansverdelingen beschrijft. Het is vernoemd naar de Griekse godin Iris, die de boodschapper van de goden was en over de regenboog reisde.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de verschillende betekenissen van de term "iris" in verschillende wetenschappelijke contexten.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win