De oogkleur wordt bepaald door de hoeveelheid en verdeling van melanine in de iris. Melanine is een pigment dat ook huid en haar hun kleur geeft. Mensen met meer melanine hebben doorgaans donkerdere ogen, terwijl mensen met minder melanine doorgaans lichtere ogen hebben.
Er zijn veel verschillende factoren die de oogkleur kunnen beïnvloeden, waaronder genetica, etniciteit en omgevingsfactoren zoals blootstelling aan de zon. Genetica speelt echter de belangrijkste rol bij het bepalen van de oogkleur.
De genen voor de oogkleur bevinden zich op chromosoom 15. Er zijn twee hoofdgenen die de oogkleur bepalen:het OCA2-gen en het HERC2-gen. Het OCA2-gen codeert voor een eiwit dat betrokken is bij de productie van melanine. Het HERC2-gen codeert voor een eiwit dat betrokken is bij de regulatie van het OCA2-gen.
Variaties in deze genen kunnen leiden tot verschillende oogkleuren. Mensen met twee exemplaren van het allel met bruine ogen (OCA2-B) zullen bijvoorbeeld bruine ogen hebben. Mensen met één kopie van het allel met bruine ogen (OCA2-B) en één kopie van het allel met blauwe ogen (OCA2-b) hebben bruine of groene ogen. En mensen met twee exemplaren van het blauwogige allel (OCA2-b) zullen blauwe ogen hebben.
Naast genetica kunnen ook andere factoren, zoals etniciteit en omgevingsfactoren, de oogkleur beïnvloeden. Mensen van Afrikaanse afkomst hebben bijvoorbeeld doorgaans donkerdere ogen dan mensen van Europese afkomst. En mensen die in zonnige klimaten leven hebben doorgaans lichtere ogen dan mensen die in bewolkte klimaten leven.
Modale oogkleur is eenvoudigweg de meest voorkomende oogkleur in een bepaalde populatie. Het wordt bepaald door een combinatie van genetische, etnische en omgevingsfactoren.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win