De testruimte van een opticien is vaak klein omdat er een donkere en gecontroleerde omgeving nodig is om nauwkeurige zichttesten te garanderen. Een kleine testruimte kan het voor de opticien echter moeilijk maken om zich te verplaatsen en het zicht van de patiënt vanaf verschillende afstanden te testen.

Om deze uitdaging het hoofd te bieden, gebruiken opticiens vaak een spiegel om hen te helpen bij het testen van het gezichtsvermogen van patiënten. Dankzij de spiegel kan de opticien in een vaste positie zitten en toch de patiënt vanaf verschillende afstanden zien.

Zo wordt de spiegel gebruikt:

1. De spiegel wordt aan het uiteinde van de testruimte geplaatst, tegenover de stoel van de opticien.

2. De patiënt zit met zijn gezicht naar de spiegel en de opticien kijkt naar de patiënt.

3. De opticien gebruikt een lichtbron om de oogkaart te verlichten, die achter de patiënt op de muur wordt geplaatst.

4. Het licht van de lichtbron reflecteert via de spiegel in de ogen van de patiënt.

5. De patiënt leest de oogkaart en de opticien observeert de oogbewegingen en -reacties van de patiënt.

Door gebruik te maken van de spiegel kan de opticien de ogen van de patiënt vanaf verschillende afstanden zien, ook al zitten ze in een vaste houding. Hierdoor kan de opticien het gezichtsvermogen van de patiënt nauwkeurig beoordelen en de juiste corrigerende lenzen voorschrijven.