Koolhydraten :Koolhydraatverterende enzymen, zoals amylase, maltase en lactase, breken complexe koolhydraten af tot eenvoudigere suikers zoals glucose, maltose en galactose.
Eiwitten :Proteasen, zoals pepsine, trypsine en chymotrypsine, splitsen peptidebindingen om eiwitten af te breken in kleinere polypeptiden en aminozuren.
Lipiden :Lipasen, zoals pancreaslipase en door galzout gestimuleerde lipase, breken vetten en oliën af tot glycerol en vetzuren.
Nucleïnezuren :Nucleasen, zoals deoxyribonuclease (DNase) en ribonuclease (RNase), hydrolyseren de fosfodiësterbindingen van nucleïnezuren en breken ze af in nucleotiden en nucleosiden.
Elk van deze groepen enzymen heeft meerdere specifieke enzymen die zich richten op verschillende bindingen of delen van hun respectievelijke substraten. Er zijn bijvoorbeeld verschillende soorten amylasen die inwerken op verschillende bindingen in koolhydraten, en proteasen die gespecialiseerd zijn in het splitsen van verschillende aminozuursequenties in eiwitten. Deze specificiteit zorgt ervoor dat voedselmoleculen efficiënt en op de juiste manier worden afgebroken tot absorbeerbare eenheden.
Deze complexiteit in de enzymvereisten maakt ook de vertering mogelijk van verschillende voedselbronnen die zijn samengesteld uit verschillende soorten voedingsstoffen. Mensen zijn geëvolueerd om een breed scala aan spijsverteringsenzymen te produceren om te kunnen omgaan met de uiteenlopende aard van het voedsel dat we consumeren.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win