Een voedingssonde kan aanvankelijk wat ongemak veroorzaken, maar bij de meeste mensen verdwijnt het ongemak kort na het inbrengen. Eenmaal geplaatst, moeten sommige soorten voedingssondes, zoals de nasogastrische of orogastrische (NG of OG) voedingssonde, op hun plaats blijven om een voortdurende levering van voeding te garanderen, terwijl andere met tussenpozen kunnen worden gebruikt door de ontvanger die de sonde in de daarvoor bestemde ruimte inbrengt. stoma op zichzelf als het tijd is om meer voeding te krijgen, zoals een gastrostomie (G) of jejunostomie (J) sonde.