1. Mondholte: De tong en de mond bevatten gespecialiseerde smaakpapillen die verschillende chemische stimuli waarnemen, zoals zoet, zuur, zout, bitter en umami. Deze smaakpapillen initiëren de hoofdfase van de spijsvertering, die het lichaam voorbereidt op de voedselinname en de uitscheiding van spijsverteringsenzymen.
2. Slokdarm: Terwijl voedsel door de slokdarm beweegt, voelen mechanische receptoren in de slokdarmwanden de aanwezigheid en textuur van het ingenomen materiaal. Dit veroorzaakt de peristaltische bewegingen die het voedsel naar beneden stuwen.
3. Maag: De maag bevat zowel mechanische als chemische receptoren. Rekreceptoren in de maagwand detecteren de hoeveelheid voedsel en veroorzaken de juiste maagreacties, zoals het vrijkomen van maagsappen en spiersamentrekkingen. Chemoreceptoren in de maag detecteren de zuurgraad, de pH-waarde en bepaalde chemicaliën in het voedsel, waardoor de maagafscheidingen worden gereguleerd en de daaropvolgende spijsverteringsfasen worden geïnitieerd.
4. Dunne darm: De dunne darm heeft talrijke receptoren die verschillende eigenschappen van de voedselbrij waarnemen. Mechanoreceptoren in de darmwanden monitoren de uitzetting en regelen de snelheid van de voedselbeweging. Chemoreceptoren in de dunne darm detecteren specifieke voedingsstoffen, zoals suikers, aminozuren en vetten, waardoor hormonen vrijkomen die de productie van spijsverteringsenzymen en de opname van voedingsstoffen stimuleren.
5. Darm en rectum: De dikke darm bevat mechanoreceptoren die de vulling van de dikke darm en het rectum waarnemen en peristaltische bewegingen initiëren om het afvalmateriaal naar de anus te stuwen. Uitzetting van het rectum stimuleert ook de drang om te poepen.
Deze receptoren werken samen om de verschillende fasen van de spijsvertering te coördineren, waardoor een goede voedselafbraak, opname van voedingsstoffen en afvaleliminatie worden gegarandeerd.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win