Vermijd het gebruik van jargon of straattaal waar de persoon met het syndroom mogelijk niet bekend mee is. Spreek langzaam en duidelijk en zorg ervoor dat u eenvoudige taal gebruikt.
2. Wees geduldig en begripvol:
Het kan langer duren voordat de persoon met het syndroom informatie verwerkt. Wees geduldig en geef ze de tijd om te reageren. Raak niet gefrustreerd of ongeduldig als ze je in eerste instantie niet lijken te begrijpen.
3. Wees ondersteunend:
Laat de persoon met het syndroom weten dat u er bent om hem of haar te helpen. Bied indien nodig hulp aan en wees bemoedigend en ondersteunend.
4. Wees respectvol:
Behandel de persoon met het syndroom met hetzelfde respect als elke andere volwassene. Betuttel ze niet en praat niet neerbuigend tegen ze.
5. Wees je bewust van je lichaamstaal:
Houd rekening met uw lichaamstaal wanneer u communiceert met iemand met het syndroom. Maak oogcontact, glimlach en gebruik positieve gezichtsuitdrukkingen.
6. Wees flexibel:
Wees bereid om uw communicatiestijl indien nodig aan te passen. Als de persoon met het syndroom het moeilijk lijkt te hebben, probeer dan een andere aanpak te gebruiken.
7. Wees positief:
Wees positief en vrolijk wanneer u communiceert met iemand met het syndroom. Dit zal helpen om een positieve sfeer te creëren en het gesprek voor beide partijen aangenamer te maken.
8. Wees jezelf:
Probeer niet iemand te zijn die u niet bent wanneer u communiceert met iemand met het syndroom. Wees gewoon jezelf en laat je persoonlijkheid doorschijnen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win