1. Motorneuronen: Spiercontractie begint met een signaal van het centrale zenuwstelsel, met name van de motorneuronen in het ruggenmerg of de hersenstam. Deze motorneuronen zijn zenuwcellen die signalen van de hersenen en het ruggenmerg naar de spieren overbrengen.
2. Actiepotentieel: Wanneer een motorneuron een signaal van de hersenen ontvangt, wordt een elektrische impuls gegenereerd die een actiepotentiaal wordt genoemd. Dit actiepotentiaal beweegt zich langs het axon van het motorneuron, de lange, slanke projectie van het neuron.
3. Neuromusculaire verbinding: Het axon van het motorneuron bereikt het spierweefsel en eindigt op gespecialiseerde kruispunten die neuromusculaire kruispunten worden genoemd. Deze kruispunten zijn kleine openingen tussen het motorneuron en de spiervezel.
4. Afgifte van neurotransmitters: Zodra het actiepotentiaal de neuromusculaire junctie bereikt, veroorzaakt dit de afgifte van een chemische neurotransmitter die bekend staat als acetylcholine (ACh) uit de axonterminal van het motorneuron. Acetylcholine fungeert als een boodschapper die het signaal via de neuromusculaire verbinding naar de spiervezels transporteert.
5. Binden en activeren van ionenkanalen: Acetylcholinemoleculen binden zich aan specifieke receptoren op het membraan van de spiervezel, bekend als nicotine-acetylcholinereceptoren (nAChR's). De binding van acetylcholine aan deze receptoren veroorzaakt conformationele veranderingen, wat leidt tot het openen van ionkanalen.
6. Depolarisatie van het spiermembraan: Door het openen van ionenkanalen kunnen natriumionen (Na+) de spiervezels binnenstromen en kaliumionen (K+) naar buiten stromen. Deze uitwisseling van ionen verandert de elektrische potentiaal over het membraan van de spiervezel, waardoor deze minder negatief wordt – een proces dat depolarisatie wordt genoemd.
7. Excitatie-contractiekoppeling: Depolarisatie van het spiermembraan veroorzaakt een reeks gebeurtenissen die bekend staat als excitatie-contractiekoppeling. Als reactie op de verandering in het elektrische potentieel komen calciumionen (Ca2+) vrij uit gespecialiseerde structuren die het sarcoplasmatisch reticulum worden genoemd en die de interne calciumopslag van de spiervezels vormen.
8. Calcium- en spiercontractie: De toename van de calciumconcentratie in de spiervezels dient als signaal voor het optreden van spiercontractie. Calciumionen binden zich aan eiwitten die troponine en tropomyosine worden genoemd in het contractiele apparaat van de spier, waardoor een reeks conformationele veranderingen ontstaat die uiteindelijk leiden tot het verkorten van spiervezels en spiercontractie.
Deze opeenvolging van gebeurtenissen – vanaf het begin van het signaal in de hersenen tot het vrijkomen van calciumionen en de daaropvolgende spiercontractie – demonstreert de cruciale rol van het zenuwstelsel bij het beheersen van de spiercontractie. Zonder de juiste zenuwsignalen kunnen de spieren niet goed samentrekken, wat leidt tot spierzwakte of verlamming. Het zenuwstelsel zorgt voor nauwkeurige coördinatie en controle van willekeurige en onvrijwillige spierbewegingen door het hele lichaam.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win