Het schoudergewricht wordt gevormd door het gewricht van het opperarmbeen (bovenarmbeen), het schouderblad (schouderblad) en het sleutelbeen (sleutelbeen). Spieren hechten zich aan deze botten om de beweging van de schouder te controleren.
De deltaspier, die verantwoordelijk is voor het abduceren (weg bewegen van het lichaam) van de arm, heeft bijvoorbeeld zijn oorsprong (aanhechtingspunt) op het sleutelbeen en het schouderblad en wordt ingebracht in het opperarmbeen. Wanneer de deltaspier samentrekt, trekt deze het opperarmbeen naar buiten, waardoor schouderabductie ontstaat.
Hetzelfde principe is van toepassing op andere schouderspieren, zoals de biceps brachii, triceps brachii en rotator cuff-spieren. Elke spier heeft zijn specifieke oorsprong en invoegpunten die de richting en het bewegingsbereik bepalen dat hij kan produceren.
Daarom zijn inserties in de context van de schouder de bevestigingspunten waar spieren zich verbinden met botten en beweging genereren, in plaats van punten die niet bewegen.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win