1. Membraan- en intercostale spieren:
- De inademing begint met het samentrekken van het middenrif, een grote spier aan de basis van de ribbenkast, en de intercostale spieren tussen de ribben.
2. Ribbenbeenuitbreiding:
- Door de samentrekking van het middenrif beweegt het naar beneden en trekken de tussenribspieren de ribben naar boven en naar buiten. Deze beweging zet de ribbenkast uit en vergroot het volume van de borstholte.
3. Longexpansie:
- Naarmate de borstholte groter wordt, zetten de longen, die elastische structuren zijn, ook uit. Hierdoor ontstaat een verlaging van de luchtdruk in de longen vergeleken met de atmosferische druk daarbuiten.
4. Luchtdrukverschil:
- Door het drukverschil stroomt lucht uit de atmosfeer, die een hogere druk heeft, via de neus of mond de longen in en in de luchtpijp (luchtpijp).
5. Luchtpijp en bronchiën:
- De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën, één die naar elke long leidt. De bronchiën verdelen zich verder in kleinere takken, bronchiolen genaamd.
6. Longblaasjes:
- De bronchiolen eindigen in kleine luchtzakjes die longblaasjes worden genoemd. In de longblaasjes vindt gasuitwisseling plaats, waarbij zuurstof uit de ingeademde lucht in de bloedbaan diffundeert en koolstofdioxide uit de bloedbaan in de longblaasjes diffundeert.
7. Uitademing:
- Na het inademen ontspannen het middenrif en de intercostale spieren, waardoor het volume van de borstholte afneemt, waardoor de lucht uit de longen wordt geduwd en via dezelfde weg terug in de atmosfeer terechtkomt.
Dit proces van in- en uitademen vindt continu plaats, waardoor de voortdurende uitwisseling van zuurstof en kooldioxide mogelijk is, wat essentieel is voor het in stand houden van het leven.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win