Het voorzetsel ‘voor’ volgt op het zelfstandig naamwoord ‘genezen’. We kunnen bijvoorbeeld zeggen 'een geneesmiddel tegen kanker' of 'een geneesmiddel tegen slapeloosheid'. Dit komt omdat 'genezen' een zelfstandig naamwoord is dat verwijst naar een behandeling die een ziekte of aandoening geneest of elimineert. We gebruiken het voorzetsel ‘voor’ om de specifieke ziekte of aandoening aan te duiden waarvoor het geneesmiddel wordt gebruikt.