De eerste chirurgen waren kapper-chirurgen, die naast hun kapperswerkzaamheden ook chirurgie uitoefenden. In het middeleeuwse Europa waren kappers vaak degenen die aderlatingen, tandextracties en andere kleine chirurgische ingrepen uitvoerden. Naarmate de chirurgie complexer werd, gingen de kapper-chirurgen zich geleidelijk onderscheiden van kappers, en tegen de 16e eeuw werd chirurgie erkend als een apart beroep.