Wanneer autoradiografie wordt uitgevoerd, worden röntgenfilms naast of in nauw contact met deze nylonmembranen geplaatst, meestal afzonderlijk verpakt in plasticfolie. Autoradiografie maakt de detectie en visualisatie van radioactief gelabelde nucleïnezuren op de membranen mogelijk door er röntgenfilms naast te plaatsen in cassettes (ingesloten lichtdichte dragers die de film dicht bij het membraan houden).
Wanneer het radioactieve materiaal vervalt, komt er energie vrij in de vorm van fotonen of elektronen, die een interactie aangaan met de zilverhalogenidekristallen op de röntgenfilm. Dit leidt na verwerking tot de ontwikkeling van donkere vlekken of banden op de röntgenfilm, overeenkomend met de posities van de radioactief gemerkte nucleïnezuren op het membraan.
Daarom wordt de röntgenfilm niet rechtstreeks op het nylonmembraan geplaatst, maar afzonderlijk gebruikt om de straling op te vangen die wordt uitgezonden door de radioactieve probes die zijn gehybridiseerd met de nucleïnezuren op het membraan.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win