De spieren die worden aangetast door het carpaletunnelsyndroom zijn de flexor pollicis longus, flexor digitorum superficialis, flexor digitorum profundus en de abductor pollicis longus. Deze spieren zijn verantwoordelijk voor het buigen van de vingers, duim en pols. Wanneer de medianuszenuw in de carpale tunnel wordt samengedrukt, kan dit ervoor zorgen dat deze spieren verzwakken en atrofiëren. Dit kan leiden tot problemen bij het vastgrijpen van voorwerpen, schrijven en het uitvoeren van andere fijne motorische taken.