1. Röntgengeneratie:
- Een röntgenapparaat genereert röntgenstraling door elektronen in een vacuümbuis te versnellen. Elektronen worden door de kathode uitgezonden en versneld naar het positief geladen anodedoel, waarbij daarbij hoge energie wordt gewonnen.
- Bij het raken van het doel gaan de elektronen in wisselwerking met de atomen van het anodemateriaal, waardoor de elektronen plotseling vertragen. Deze snelle vertraging genereert röntgenfotonen, die in verschillende richtingen vrijkomen.
2. Röntgenpenetratie en absorptie:
- De uitgezonden röntgenfotonen reizen door het lichaam en interageren met de weefsels en structuren die ze tegenkomen.
- Verschillende dichtheden en samenstellingen van weefsels in het lichaam veroorzaken een verschillende mate van absorptie en penetratie van de röntgenfotonen. Dichtere weefsels, zoals botten, absorberen meer röntgenstraling en zien er lichter uit op het resulterende röntgenbeeld (verhoogde radiopaciteit). Minder dichte weefsels, zoals zachte weefsels, laten de meeste röntgenstralen door, wat resulteert in een donkerder uiterlijk op het röntgenbeeld (verhoogde radiolucentie).
- Met lucht gevulde structuren, zoals de longen, vertonen de hoogste radiolucentie. Dit principe maakt de visualisatie van verschillende anatomische structuren mogelijk.
3. Beeld vastleggen:
- Om een röntgenbeeld te maken, worden de röntgenfotonen die door het lichaam gaan, opgevangen met behulp van detectoren. Bij medische en tandheelkundige beeldvorming zijn deze detectoren doorgaans digitale beeldvormingssystemen of op film gebaseerde systemen.
- Digitale detectoren zetten de röntgenfotonen om in elektronische signalen, die vervolgens worden verwerkt en als röntgenbeeld op een computerscherm worden weergegeven. Op film gebaseerde systemen maken gebruik van fotografische film, die wordt blootgesteld aan röntgenstraling en vervolgens chemisch wordt verwerkt om een röntgenbeeld te produceren.
4. Stralingsdosis:
- Röntgenbeelden brengen blootstelling aan ioniserende straling met zich mee, en overmatige blootstelling kan schadelijke gevolgen hebben voor levende weefsels.
- Daarom worden er maatregelen genomen om de blootstelling aan straling tot een minimum te beperken, zoals het gebruik van loodafscherming om gevoelige gebieden te beschermen, het aanpassen van de röntgenbundel aan de juiste grootte en het regelen van de duur van de blootstelling aan röntgenstraling.
5. Contrastverbetering (röntgencontrastmiddelen):
- Om de zichtbaarheid van bepaalde structuren of organen tijdens röntgenopnamen te verbeteren, kunnen contrastmiddelen worden gebruikt. Deze middelen worden door de patiënt geïnjecteerd of ingenomen en hopen zich selectief op in het doelweefsel of -orgaan, waardoor ze op het röntgenbeeld ondoorzichtiger lijken.
Door de eigenschappen van röntgenstraling te benutten en verschillende parameters te controleren, bieden röntgenbeeldvormingstechnieken waardevolle diagnostische informatie voor medische en tandheelkundige professionals.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win