Röntgenstralen kunnen door de meeste objecten dringen, maar er zijn enkele materialen waar ze niet doorheen kunnen dringen, zoals lood, beton en water. Dit komt omdat deze materialen een grotere dichtheid hebben dan lucht en de röntgenstralen worden geabsorbeerd door de atomen in het materiaal.

De dichtheid van een materiaal is de hoeveelheid massa per volume-eenheid. Hoe dichter een materiaal is, hoe meer atomen het per volume-eenheid bevat. Wanneer röntgenstralen door een materiaal gaan, botsen ze met de atomen in het materiaal. Hoe meer atomen er per volume-eenheid zijn, hoe waarschijnlijker het is dat een röntgenfoto op een atoom botst en wordt geabsorbeerd.

Lood, beton en water zijn allemaal zeer dichte materialen en bevatten veel atomen per volume-eenheid. Daarom kunnen ze röntgenstraling absorberen. Lood is zelfs zo compact dat het wordt gebruikt als stralingsafscherming voor röntgenapparatuur.