In een normale long zijn de anatomische dode ruimte en de fysiologische dode ruimte niet hetzelfde. De anatomische dode ruimte verwijst naar het deel van de luchtwegen dat niet betrokken is bij gasuitwisseling, inclusief de neus, mond, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp en bronchiën. De fysiologische dode ruimte daarentegen omvat zowel de anatomische dode ruimte als alle longblaasjes die niet of slecht doorbloed zijn. In een normale long bedraagt de fysiologische dode ruimte gewoonlijk ongeveer 20-30% van het teugvolume.