Bij een allogene transplantatie moeten donor en ontvanger nauw op elkaar afgestemd zijn om het risico op afstoting te verkleinen. Dit betekent dat de donor en de ontvanger vergelijkbare genetische markers moeten hebben, zoals die gevonden worden op het menselijk leukocytenantigeen (HLA)-complex.
HLA-markers zijn eiwitten die tot expressie komen op het oppervlak van alle cellen in het lichaam. Ze helpen het immuunsysteem onderscheid te maken tussen de eigen cellen van het lichaam en vreemde cellen. Als de donor en de ontvanger verschillende HLA-markers hebben, kan het immuunsysteem van de ontvanger de donorcellen aanvallen, wat leidt tot afstoting van het transplantaat.
Om een compatibele donor te vinden, worden patiënten doorgaans gekoppeld aan broers en zussen of andere naaste familieleden die vergelijkbare HLA-markers delen. Als er geen compatibele broer of zus-donor kan worden gevonden, kunnen patiënten mogelijk een match vinden via een beenmergdonorregister.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win