Type O-positief bloed wordt beschouwd als de universele donor, omdat het in een noodsituatie aan elke bloedgroep kan worden getransfundeerd. Het is echter niet ideaal om O-positief bloed te transfunderen naar een ontvanger met A-bloedgroep, omdat dit een immuunreactie kan veroorzaken.

Bij bloedtransfusie is het belangrijk om de bloedgroep van donor en ontvanger zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen om de kans op complicaties te minimaliseren. In dit geval heeft de ontvanger bloedgroep A, dus het is het beste om hem of haar een transfusie te geven met A-positief of A-negatief bloed.

Als er geen A-positief of A-negatief bloed beschikbaar is, kan als tijdelijke maatregel O-negatief bloed worden gebruikt. O-negatief bloed is compatibel met alle bloedgroepen en kan veilig worden getransfundeerd aan elke ontvanger, ongeacht hun bloedgroep. Het is echter belangrijk op te merken dat O-negatief bloed het A-antigeen niet bevat, dus transfusie ervan aan een ontvanger met A-bloedgroep kan ertoe leiden dat het immuunsysteem van de ontvanger antilichamen tegen het A-antigeen produceert. Dit kan leiden tot complicaties bij toekomstige transfusies als de ontvanger A-positief of A-negatief bloed nodig heeft.