1. Artsen :Artsen waren opgeleide medische professionals die geneeskunde hadden gestudeerd aan universiteiten of via een stage bij een ervaren arts. Ze hadden vaak diploma's zoals de "Doctor of Medicine" (MD) of de "Doctor of Physic" (D.Phys.). Artsen hadden kennis van de medische theorieën van die tijd, zoals de theorie van lichaamsvochten en het idee van besmetting.
2. Kapper-chirurgen :Naast artsen waren er ook kappers-chirurgen die medische diensten verleenden. Terwijl kappers voornamelijk taken uitvoerden zoals knippen en scheren, boden ze ook chirurgische diensten aan, waaronder het prikken van steenpuisten, het zetten van breuken en het uitvoeren van aderlatingen. Kapperchirurgen hadden praktische kennis van anatomie en chirurgische procedures, maar hun formele medische opleiding was vaak minder uitgebreid dan die van artsen.
3. Volksgenezers :Naast artsen waren er ook volksgenezers die vertrouwden op traditionele kennis, kruidengeneesmiddelen en religieuze praktijken om de pest te behandelen. Deze genezers waren niet formeel geschoold in de geneeskunde, maar hadden ervaring opgedaan via lokale gebruiken en culturele overtuigingen.
4. Behandelingsmethoden :De behandelingen die tijdens de pest werden gebruikt, varieerden en waren gebaseerd op de heersende medische inzichten van die tijd. Gangbare praktijken waren onder meer aderlating, zuivering en het gebruik van kruidengeneesmiddelen waarvan werd aangenomen dat ze genezende of preventieve eigenschappen hadden. Deze methoden waren echter vaak niet effectief tegen de pest.
5. Beperkte kennis :Ondanks het bestaan van artsen waren de medische kennis en technologie die tijdens het pesttijdperk beschikbaar waren, ontoereikend om de ziekte effectief te bestrijden. Pas in latere eeuwen leidden vooruitgang in de medische wetenschap, zoals de kiemtheorie en de ontwikkeling van vaccins, tot een beter begrip en behandeling van infectieziekten zoals de pest.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win