• Blijf kalm en geruststellend.
• Spreek langzaam en duidelijk, zodat de patiënt de tijd krijgt om te verwerken wat er wordt gezegd.
• Gebruik eenvoudige taal en vermijd jargon.
• Herhaal de instructies indien nodig.
• Wees geduldig en geef de patiënt de tijd om de tijd te nemen.
• Zorg ervoor dat u de patiënt niet opjaagt of gefrustreerd raakt.
• Gebruik een rustige en rustgevende toon.
• Verleg de aandacht van de patiënt naar een ander onderwerp of een andere activiteit.
• Geef de patiënt kansen om te slagen en vertrouwen op te bouwen.
• Raadpleeg de verpleegkundige en/of andere beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg voor verdere hulp.
Gezondheid en ziekte © https://www.gezond.win